Inleiding
De gegevens op deze pagina hebben betrekking op de begunstigden van twee tegemoetkomingen.
- De integratietegemoetkoming (IT) wordt toegekend aan personen met een handicap die bijkomende kosten hebben door een vermindering van hun zelfredzaamheid. De handicap moet worden erkend door een arts en de persoon moet minstens 7 punten behalen op de schaal van zelfredzaamheid.
- De inkomensvervangende tegemoetkoming (IVT) wordt toegekend aan personen met een handicap die door hun lichamelijke of psychische toestand op de arbeidsmarkt maar maximaal één derde kunnen verdienen van het loon van een gezond persoon.
Meer informatie vindt u op het portaal van de Belgische sociale zekerheid.
In 2024 vertegenwoordigen vrouwen 52,4% van de rechthebbenden op een integratietegemoetkoming en/of een inkomensvervangende tegemoetkoming.
Het aantal personen dat minstens één van deze twee tegemoetkomingen ontvangt, is sterk gestegen bij zowel vrouwen als mannen (+58,6% in beide groepen sinds 2011) en bedraagt vandaag meer dan 250.000 personen.
Mannen en vrouwen ontvangen niet in dezelfde verhoudingen de twee tegemoetkomingen.
- De groep personen die beide tegemoetkomingen ontvangt, is het grootst: hij vertegenwoordigt meer dan de helft van de mannen (54,2%) en iets minder dan de helft van de vrouwen (45,2%). Het aantal personen in deze groep is de afgelopen jaren sterk gestegen, en sinds 2016 zijn mannen licht in de meerderheid (52,1% in 2024).
- De integratietegemoetkoming alleen betreft eveneens een aanzienlijk aantal vrouwen (44,2% in 2024) en iets minder mannen (36,2%). Deze groep neemt toe, vooral bij vrouwen, die 57,4% van de rechthebbenden van deze tegemoetkoming uitmaken.
- De personen die uitsluitend de inkomensvervangende tegemoetkoming ontvangen, zijn het minst talrijk (10,6% van de vrouwen en 9,6% van de mannen), met vooral vrouwen (55%).
Verklaring
De gezinscategorie van de rechthebbenden beïnvloedt onder meer het bedrag van de tegemoetkomingen die zij ontvangen. Er worden drie categorieën onderscheiden:
- Categorie A ‘samenwonend’: personen die
- samenwonen met familieleden in de 1e, 2e of 3e graad;
- in een aangepaste voorziening of instelling verblijven, maar hun domicilie behouden bij familieleden in de 1e, 2e of 3e graad.
- Categorie B ‘alleenstaand’: personen die
- alleen wonen;
- in een aangepaste voorziening of instelling verblijven en daar gedomicilieerd zijn.
- Categorie C ‘overige’: personen die
- een partner hebben (huwelijk, wettelijk of feitelijk samenwonend);
- samenwonen met iemand zonder verwantschap in de 1e, 2e of 3e graad, en die niet hun partner is;
- een kind jonger dan 25 jaar ten laste hebben, of co-ouderschap hebben, waarvoor zij kinderbijslag of alimentatie ontvangen of alimentatie betalen;
- co-ouderschap hebben voor een kind;
- in een aangepaste voorziening of instelling verblijven, maar hun domicilie behouden bij hun partner.
Meer informatie vindt u op de website van Handicap Belgium.
De verdeling van rechthebbenden op een IT en/of een IVT naar geslacht en gezinscategorie toont aanzienlijke verschillen.
- Bij vrouwen behoort de helft van de begunstigden (49,5%) tot categorie C ‘overige’, die een sterke toename kent. Categorie B ‘alleenstaanden’ vertegenwoordigt eveneens een belangrijk aandeel (35,2%), terwijl categorie A ‘samenwonenden’ het minst voorkomt (15,3%).
- Bij mannen komen de categorieën B ‘alleenstaanden’ (40,9% in 2024) en C ‘overige’ (35,3%) het vaakst voor. Ook hier is categorie A ‘samenwonenden’ het minst vertegenwoordigd (23,8%).