Wettelijk kader
Volgens het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen (1951), dat België in 1953 ratificeerde, hebben alle personen die hun land ontvluchten uit vrees voor vervolging wegens ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging, recht op internationale bescherming (art. 1).
In België worden verzoeken om internationale bescherming, ook wel asielaanvragen genoemd, ingediend bij de Dienst Vreemdelingenzaken. Daarna volgt een procedure waarbij het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) onderzoekt of de persoon voldoet aan de criteria van het Verdrag van Genève (of die voor subsidiaire bescherming).
Tijdens deze procedure hebben verzoekers recht op opvang in een opvangstructuur onder beheer van Fedasil of van een van haar partners, zoals het Rode Kruis, en op materiële (geen financiële) hulp.
Mannen zijn duidelijk in de meerderheid onder de personen die internationale bescherming aanvragen. Hun aandeel schommelt sinds 2008 tussen 62% en 73%. In 2024 kwam 66,5% van de verzoeken van een man.
Wettelijk kader
Personen wiens verzoek om internationale bescherming wordt aanvaard door het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) worden erkend als vluchteling.
Die erkenning geeft recht op een initieel beperkt verblijf van vijf jaar in België (elektronische vreemdelingenkaart A). Na vijf jaar, te rekenen vanaf de indiening van het verzoek om internationale bescherming, krijgt de vluchteling een onbeperkt verblijfsrecht (elektronische vreemdelingenkaart B).
Mensen die niet voldoen aan de criteria van het Verslag van Genève, maar die in hun land van herkomst ernstig gevaar lopen, kunnen subsidiaire bescherming genieten.
Er worden meer mannen dan vrouwen als vluchteling erkend. Hun aandeel schommelt sinds 2010 tussen 55% en 70%. In 2024 was 64,2% van de personen die als vluchteling erkend werden, man.
Cadre légal
Subsidiaire bescherming is een vorm van internationale bescherming die is voorzien in het Europese recht (Richtlijn 2011/95/EU “Kwalificatie”) en die in Belgisch recht is omgezet via de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Ze is van toepassing op personen die niet voldoen aan de voorwaarden voor de vluchtelingenstatus, maar die bij terugkeer een reëel risico lopen op ernstige schade (doodstraf of executie, foltering of onmenselijke of vernederende behandelingen, ernstige en individuele bedreiging als gevolg van een gewapend conflict).
Deze status wordt toegekend door het Commissariaat-generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen (CGVS). Deze bescherming omvat een geldige verblijfsvergunning in België, die doorgaans korter is dan die van vluchtelingen, alsook sociale en economische rechten die vergelijkbaar zijn met die van vluchtelingen, al kunnen sommige modaliteiten verschillen.
Het aantal personen dat de subsidiaire beschermingsstatus heeft gekregen, is aanzienlijk lager dan het aantal personen dat als vluchteling is erkend. Ongeveer driekwart van de begunstigden van subsidiaire bescherming zijn mannen (72,6% in 2024).
Wettelijk kader
Tijdelijke bescherming is een uitzonderlijke procedure ingesteld door een Europese richtlijn: de richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen. Die richtlijn werd omgezet in Belgisch recht.
De uitvoering van de tijdelijke bescherming behoeft een besluit van de Raad van de Europese Unie. Bij een uitvoeringsbesluit van 4 maart 2022 heeft de Raad van de Europese Unie vastgesteld dat er een massale toestroom in de Unie is van ontheemde personen die Oekraïne hebben moeten verlaten als gevolg van een gewapend conflict. Dat besluit bepaalt tevens de personen op wie de tijdelijke bescherming van toepassing is:
Oekraïense onderdanen en hun gezinsleden die voor 24 februari 2022 in Oekraïne hun hoofdverblijfplaats hadden;
staatlozen en onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne, die in Oekraïne internationale bescherming of daarmee gelijkgestelde nationale bescherming genoten, alsook hun gezinsleden die voor 24 februari 2022 hun hoofdverblijfplaats in Oekraïne hadden.
Over het algemeen zijn vrouwen in de meerderheid onder de personen die een attest tot tijdelijke bescherming ontvangen hebben in het kader van de Oekraïnecrisis. Ze vertegenwoordigden 61,2% van de begunstigden aan het begin van het conflict in 2022. Dat aandeel daalde vervolgens tot 53,5% in 2023 en 53% in 2024.
Hoewel mannen licht in de meerderheid zijn bij de 0-12-jarigen (52,6% in 2024) en duidelijk in de meerderheid bij de 13-17-jarigen (65,3%), neemt het aandeel vrouwen vervolgens toe in de volgende leeftijdscategorieën (tot 69,8% onder 65-plussers).