Gegevensbronnen
De gegevens op deze pagina over het onderwijsniveau van de bevolking zijn afkomstig uit de laatste volkstelling (Census 2021) van Statbel. Ze hebben betrekking op de periode 2011-2021.
Gegevens over hetzelfde thema zijn ook beschikbaar via de Enquête naar de arbeidskrachten voor de periode 1987-2024.
De verschillen tussen deze twee bronnen en hun beperkingen worden door Statbel gedetailleerd beschreven in dit document.
Onderwijsniveau
De internationale standaardclassificatie van het onderwijs, versie 2011 (CITE 2011) – International Standard Classification of Education (ISCED 2011) – is de internationale nomenclatuur die wordt gebruikt om opleidingsniveaus te beschrijven en te vergelijken. Deze classificatie onderscheidt 9 diploma-niveaus (van ISCED 0 tot ISCED 8).
Op deze pagina presenteren we de onderwijsniveaus van de bevolking in verschillende detailniveaus:
- een indeling in 3 klassen;
- een indeling in 4 klassen;
- de 9 niveaus.
Het onderwijsniveau van de bevolking is in de periode 2011-2021 gestegen, vooral bij vrouwen.
Opmerking: het hieronder vermelde percentage van de bevolking komt overeen met het percentage van de bevolking van 15 jaar en ouder waarvan het onderwijsniveau bekend is.
- Het aantal personen met een , veruit het grootste aantal in 2011, is gedaald, en wel sterker bij vrouwen (-10,1%) dan bij mannen (-5%). In 2021 vertegenwoordigen zij 35,3% van de vrouwen en 36,5% van de mannen. Er zijn bijna evenveel mannen (49,6%) als vrouwen (50,4%) onder deze personen.
- Het aantal personen met een is sneller gestegen bij mannen (+16,4%) dan bij vrouwen (+12,8%). In 2021 vertegenwoordigt deze groep 32,4% van de vrouwen en 36,6% van de mannen. Mannen vormen hierin een lichte meerderheid (51,8%).
- Het aantal mensen met een is nog sterker gestegen, met een aanzienlijk grotere stijging bij vrouwen (+27,9%) dan bij mannen (+18,8%). In 2021 vertegenwoordigen zij 32,3% van de vrouwen en 26,9% van de mannen. Vrouwen vormen de meerderheid (55,7%) binnen deze derde groep.
Door de indeling in vier klassen kan de evolutie van het onderwijsniveau van de bevolking tussen 25 en 64 jaar worden geanalyseerd.
Opmerking: het hieronder vermelde aandeel in de bevolking komt overeen met het aandeel in de bevolking tussen 25 en 64 jaar waarvan het onderwijsniveau bekend is.
- Het aantal personen zonder diploma of met alleen een diploma lager onderwijs is gedaald (-11,7% bij vrouwen en -9,8% bij mannen). In 2021 vertegenwoordigen zij 9,6% van de vrouwen en 10% van de mannen. Mannen vormen een zeer lichte meerderheid (51,1%) in deze eerste groep.
- Het aantal personen met een diploma lager secundair onderwijs is sterker gedaald bij vrouwen (-20,6%) dan bij mannen (-10%). Zij vertegenwoordigen vandaag 14,9% van de vrouwen en 19% van de mannen. Mannen vormen de meerderheid in deze tweede groep (56,6%).
- Het aantal personen met een diploma hoger secundair onderwijs is sneller gestegen bij mannen (+12,2%) dan bij vrouwen (+6,5%). Zij vertegenwoordigen vandaag 34,4% van de vrouwen en vormen de grootste groep bij de mannen (39%). Mannen zijn licht in de meerderheid in deze derde groep (53,1%).
- Het aantal personen met een diploma hoger onderwijs is aanzienlijk gestegen, meer bij vrouwen (+22,7%) dan bij mannen (+11,4%). Zij vormen vandaag de grootste groep bij de vrouwen (41,6%) en de tweede groep bij de mannen (31,8%). Vrouwen vormen de meerderheid in deze vierde groep (56,8%).
De verdeling van de bevolking volgens de negen niveaus van de ISCED 2011-classificatie (of ISCED 2011) maakt het mogelijk om de behaalde diploma's zeer gedetailleerd te bekijken.
Opmerking: het hieronder vermelde aandeel in de bevolking komt overeen met het aandeel in de bevolking van 15 jaar en ouder waarvan het onderwijsniveau bekend is.
- Het aantal personen zonder diploma of getuigschrift is tussen 2011 en 2021 gedaald, zowel bij mannen (- 31,5%) als bij vrouwen (- 30,2%). In 2021 vertegenwoordigen zij 1,7% van de mannen en 2,2% van de vrouwen. Vrouwen vormen de meerderheid in deze groep (57,9%).
- Het aantal personen met een diploma van het lager onderwijs (ISCED 1) is licht gestegen bij mannen (+6,3%) en licht gedaald bij vrouwen (-3,3%). In 2021 vertegenwoordigt dit niveau 12,3% van de mannen en 13,1% van de vrouwen. Vrouwen vormen een lichte meerderheid (52,6%).
- Het aantal personen met een diploma van het lager secundair onderwijs (ISCED 2) is gedaald bij mannen (-7,8%) en bij vrouwen (-11,4%). In 2021 vertegenwoordigt deze groep 22,5% van de mannen en 20% van de vrouwen. Mannen vormen een kleine meerderheid (51,7%).
- Het aantal mannen (+14,6%) en vrouwen (+11,7%) met een diploma van het hoger secundair onderwijs (ISCED 3) is gestegen. In 2021 vertegenwoordigt dit niveau 32,7% van de mannen en 28,7% van de vrouwen. Mannen vormen een kleine meerderheid (52,1%).
- Het aantal personen met een diploma van het postsecundair niet-tertiair onderwijs (ISCED 4) is sterk gestegen, meer nog bij mannen (+34,3%) dan bij vrouwen (+22,9%). In 2021 komt dit niveau overeen met 3,9% van de mannen en 3,7% van de vrouwen. De groep is vrijwel volledig in evenwicht (50,4% vrouwen).
- Het aantal personen met een diploma van het kort tertiair onderwijs (ISCED 5), dat in 2011 vrijwel nul was, is sterk gestegen, maar vertegenwoordigt in 2021 slechts 1,4% van de mannen en 1,8% van de vrouwen. Vrouwen vormen de meerderheid (58,6%).
- Het aantal personen met een bachelor of een gelijkwaardig diploma (ISCED 6) is licht gestegen bij mannen (+4,3%) en sterker bij vrouwen (+9,1%). In 2021 vertegenwoordigt dit niveau 13,5% van de mannen en 20% van de vrouwen. Vrouwen vormen een duidelijke meerderheid in deze groep (60,8%).
- Het aantal personen met een master of een gelijkwaardig diploma (ISCED 7) is aanzienlijk gestegen bij mannen (+24,8%) en zeer sterk bij vrouwen (+51,2%). In 2021 vertegenwoordigt dit niveau 11,2% van de mannen en 9,9% van de vrouwen. Mannen vormen een kleine meerderheid (51,8%).
- Het aantal personen met een doctoraat of een gelijkwaardig diploma (ISCED 8) is aanzienlijk gestegen bij mannen (+17,1%) en zeer sterk bij vrouwen (+59,9%). In 2021 vertegenwoordigen zij 0,8% van de mannen en 0,5% van de vrouwen. Mannen blijven in de meerderheid (61,7%).
Het percentage jongeren dat voortijdig het onderwijs of de opleiding heeft verlaten – dat wil zeggen jongeren zonder diploma van het hoger secundair onderwijs en die geen enkele vorm van onderwijs of vorming meer volgen – is tussen 2000 en 2024 gedaald (hoewel deze periode gekenmerkt wordt door verschillende onderbrekingen in de reeks). In 2024 bedraagt dit percentage 9,2% voor mannen en 4,8% voor vrouwen.
5 Percentage jongeren (15-24 jaar) dat noch werk heeft en noch onderwijs noch opleiding volgt (NEET)
Het percentage jongeren (15-24 jaar) dat geen baan heeft en geen onderwijs of opleiding volgt (NEET - Not in Education, Employment or Training) is tussen 2000 en 2024 aanzienlijk gedaald. Sinds 2012 is het aandeel mannen in deze situatie groter dan het aandeel vrouwen. In 2024 bedragen deze aandelen respectievelijk 8,3% en 6,3%.